Stjernesymbol i menu


Artikelen van Martinus
 

De heilige geest

- Martinus


De zomer is de culminatie van Gods geest in fysieke materie
Gods geest bestaat uit een duister en een licht deel, een onvolmaakt en een volmaakt deel, en het lichte en volmaakte deel is het primaire 
Gods geest is dus hetzelfde als het beleven of voelen van het leven. Deze beleving neemt in de levende wezens de vorm van ‘gedachten’ aan. Gedachten planten zich weer voort in het scheppingsvermogen van de wezens, waardoor nieuwe gedachten, nieuwe bewustzijnsgebieden voor hun zich verwonderende ‘Zelf’ of ‘Ik’ verschijnen, en hen daardoor het predikaat ‘levend wezen’ geven. Gods geest is dus identiek met beslist alles wat in de vorm van gedachte, bewustzijn of leven voorkomt. Omdat het leven echter in contrasten moet verschijnen, wil het beleefd kunnen worden, zijn bijvoorbeeld licht en duisternis, zomer en winter, koude en warmte, behagen en onbehagen, voorspoed en tegenspoed overal een feit waar Gods geest in de vorm van de beleving van het leven een ‘Iets’ tot ‘een levend wezen’ maakt. We moeten beseffen dat een ding onmogelijk waargenomen kan worden behalve op basis van zijn contrast. Wit kan dus alleen waargenomen worden, omdat er tegelijkertijd iets bestaat wat niet wit is, en zwart kan alleen waargenomen worden, als er gelijktijdig iets bestaat wat niet zwart is. En zo is het met ieder willekeurig ding. Het kan alleen waargenomen worden, omdat er te gelijkertijd iets bestaat waar het niet identiek mee is. Van de goddelijke geest moet in haar kosmische analyse dan ook gezegd worden dat zij in talloze gradaties van verschillende sterkten van energie voorkomt. De verhouding van deze verschillende sterkten is de basis voor alle contrastverhoudingen in het bestaan. Al deze gradaties van sterkten in de ontplooiing van de goddelijke geest vertegenwoordigen een stijgende scala van een geringere naar een sterkere ontplooiing. De minder sterke ontplooiing vormt de basis voor wat we ‘onvolmaaktheid’ noemen, terwijl de sterkere ontplooiing de basis vormt voor wat we ‘volmaaktheid’ noemen. De beide vormen van ontplooiing worden respectievelijk ‘duisternis’ en ‘licht’ genoemd. De goddelijke geest kan in haar kosmische analyse dus ingedeeld worden in een ‘duister’ en een ‘licht’ deel.

In absolute zin is er niets dat kan doden en niemand die gedood kan worden  
Volgens Livets Bog (Het Levensboek) zijn alle levende wezens eeuwige realiteiten, die het leven beleven in de vorm van reusachtige ontwikkelingstijdperken of gedeelten. Deze worden in Livets Bog ‘ontwikkelingsspiralen’ of ‘spiraaltreden’ genoemd. Elke trede vormt een gedeelte waar de levende wezens de goddelijke geest eerst in haar latente vorm of minder sterke ontplooiing beleven en vervolgens in haar volledige ontplooiing of culminatie. Zoals de lezers van Livets Bog ook weten, bestaat zo’n spiraaltrede uit zes kleinere treden of gedeelten. Hiervan zijn de eerste twee algemeen bekend. Ze vertegenwoordigen namelijk wat wij het ‘plantenrijk’ en het ‘dierenrijk’ noemen. Vervolgens komt het ‘mensenrijk’, waartoe de aardse mens nog maar gedeeltelijk behoort, omdat hij nog in hoge mate aan de levensvoorwaarden van het dierenrijk onderworpen is en tot op zekere hoogte nog moet doden om te leven. Met doden moet hier net zoals in al mijn artikelen alleen verminking of vernietiging van het lichaam van een levend wezen verstaan worden, want in absolute zin is er niets dat kan doden en niemand die gedood kan worden. Het Zelf of Ik van de levende wezens is niet het ‘geschapene’ maar de ‘schepper’ en kan als zodanig niet ophouden te bestaan, want alleen wat ‘geschapen’ is kan ontbonden worden of vergaan.

De aardse mens vormt dus een overgangswezen tussen de tweede en de derde trede oftewel het dierenrijk en het mensenrijk van een ontwikkelingsspiraal. De volgende drie treden van de spiraal zijn volledig bovennatuurlijk oftewel niet fysiek van aard en zijn daarom alleen toegankelijk voor occulte of bovennatuurlijke zintuigen.

Op de tweede van de zes treden van de spiraal, dat wil zeggen in het dierenrijk, is de goddelijke geest latent, terwijl deze op de vijfde trede culmineert. Deze trede wordt in Livets Bog de goddelijke wereld genoemd. Als ik hier zeg dat de goddelijke geest latent is, betekent dat natuurlijk niet dat deze geest niet werkzaam is, want zoiets kan nooit plaatsvinden. Het betekent echter dat deze geest – hoe vreemd dit de beginnende geestesonderzoeker ook zal voorkomen – culmineert in: fouten. Fouten moeten namelijk even noodzakelijk gemaakt worden als het tegenovergestelde. Fouten zijn immers hetzelfde als ‘onvolmaaktheid’ en zonder onvolmaaktheid geen ‘volmaaktheid’. In het dierenrijk culmineert de goddelijke geest dus in onvolmaaktheid.

De mensen hebben zich niet God maar de duivel als oorsprong van het kwaad voorgesteld, maar de duisternis is net zo onontbeerlijk en goddelijk als het licht 
Onvolmaaktheid zal uiteindelijk altijd resulteren in ‘onbehagen’, terwijl volmaaktheid uiteindelijk beslist ‘behagen’ zal voortbrengen. Hierdoor hebben de mensen op aarde al lang een onderscheid tussen deze twee vormen van ontplooiing van de goddelijke geest gemaakt, maar natuurlijk in hoge mate zonder te vermoeden dat het ontplooiingen van dezelfde bron waren. Ja, ze hebben zich zelfs voorgesteld dat de onbehaaglijke ontplooiing van een aparte bron afkomstig was, en ze konden zich niet voorstellen dat God daar de echte oorsprong van was. Ze hebben daarom de onbehaaglijke ontplooiing het kwaad genoemd en dachten dat de duivel daar de oorsprong van was. Deze voorstelling is echter te wijten aan een te weinig ontwikkeld overzicht over de absolute feiten, die, zoals vermeld, aantonen dat zowel de duisternis als het licht even belangrijke, onontbeerlijke voorwaarden zijn voor elke schepping en voor elke beleving van het leven en dat ze daarom precies dezelfde absolute zegen voor de levende wezens vormen. De absolute feiten tonen bovendien aan dat het bestaan in zijn kosmische analyse op de hoogste graad van liefde berust. Als gevolg van de bovengenoemde omstandigheden is het voor veel mensen een oude traditie geworden alleen de behaaglijke ontplooiing van de goddelijke geest als ‘Gods geest’ te beschouwen. Alle andere verschijnselen zijn door de mensen ‘de duistere machten’ of het werk van de ‘duivel’ genoemd.

Ook al hebben de mensen een onderscheid tussen een lichte en een duistere geest gemaakt, toch hebben ze de goddelijke geest in haar dagelijkse fysieke verschijningsvorm niet begrepen, maar hebben deze alleen begrepen in die gradaties van ontplooiing waar zij als de hoogste psychische inspiratie of kracht verschijnt voor de manifestatie van de edelste psychische bewustzijnstoestanden. En als zodanig is deze geest ‘de heilige geest’ genoemd.

De heilige geest is hetzelfde als de zuivere of -volmaakte beleving van het leven 
‘Heilig’ is de tegenstelling van alles wat onzuiver is, wat in dit geval wil zeggen alles wat onvolmaaktheden bevat, en ‘geest’ is hetzelfde als ‘bewustzijn’ of ‘het voelen of beleven van het leven’. Hierdoor zal de heilige geest dus hetzelfde zijn als ‘het zuivere of volmaakte beleven van het leven’. Dat betekent weer het tegenovergestelde van de vorm van levensbeleving die vol fouten of onvolmaaktheden is, wat trouwens algemeen geldt in de aardse zones.

Omdat de heilige geest dus hetzelfde is als het hoogste en absoluut ware voelen oftewel de hoogste en absoluut ware beleving van het leven, verrijkt deze het individu met een overeenkomstige allerhoogste en absoluut ware kennis over het leven of bestaan. Deze kennis, die geleidelijk aan de kennis van alle leidende of dragende wetten van het leven betekent, geeft het betreffende individu in overeenkomstige mate de gelegenheid om de bewuste schepper van zijn eigen lot te worden. Als beheerser van alle basisenergieën, dat wil zeggen instinct, zwaarte, gevoel, intelligentie, intuïtie en herinnering, is het dan uitgerust met een bewustzijn dat in harmonie met Gods eigen gezichtspunt ‘alles is zeer goed’ (Gen. 1:31) niets anders dan een allesomvattende liefde naar alles en iedereen kan uitstralen. Dit bewustzijn of de heilige geest wordt in Livets Bog ook kosmisch bewustzijn genoemd.

Het binnendringen van de heilige geest in het bewustzijn van een wezen gaat altijd gepaard met lichtverschijnselen
De bovengenoemde bewustzijnstoestand heeft de aardse mens in zijn ontwikkeling nog niet bereikt. Hij heeft nog veel onvolmaaktheden en gebreken in zijn bewustzijn om mee te strijden. Zijn bewustzijn vertegenwoordigt dus nog niet de heilige geest, maar Gods geest in een primitief of latent stadium. Door middel van de godsdiensten, met behulp van wezens die qua ontwikkeling verder waren dan de grote massa, zijn de mensen toch wel ingelicht over de beginnende heilige geest of ermee in aanraking gekomen. Als er in de bijbel bijvoorbeeld verteld wordt over Mozes die ‘een braambos in brand zag staan’ (zie Exod. 3:2-3), over de hemelvaart van de profeet Elias ‘in een vurige wagen met vurige paarden’ (2 Kon. 2:11), over ‘de verheerlijking van Jezus op de berg’ (Marc. 9:2-8) of over Paulus die door ‘een wit licht’ omstraald werd (Hand. 9:3-5), dan zijn dat allemaal verschijnselen die verbonden zijn met het binnendringen van kosmisch bewustzijn of de heilige geest in de betrokken wezens. Dit binnendringen gaat namelijk altijd gepaard met deze bijzondere en in verschillende sterkten voorkomende lichtverschijnselen. Deze verschijnselen zijn het meest volmaakt van aard, als ze zich voor het wezen voordoen als een fundamentele ‘vuurdoop’, dat wil zeggen dat het individu in een wolk van schitterend psychisch licht gehuld wordt. Het individu wordt als het ware verheerlijkt en voor occulte zintuigen zichtbaar alsof het van verblindend vuur was. Dit ‘vuur’ is een teken van de hoogste geestelijke energie of materie en kan een individu alleen doorstromen als het op de een of andere manier door morele zuivering van te voren ontvankelijk gemaakt is voor deze energie. Afhankelijk van deze zuivering en de ontwikkelingstrede waarop het individu staat, wordt het dus doorstroomd door de heilige geest of deze hoogste bewustzijnsenergie van het leven.

Omdat deze energie het wezen niet kan doorstromen zonder dat de voor deze energie in hem aanwezige latente zintuigen geopend worden of gaan werken, zal het individu na zo’n ervaring altijd helemaal veranderd zijn. Naarmate de morele zuivering omvattender geweest is en de ontwikkelingstrede waarop het individu zich bevindt, hoger, zal deze verandering des te groter zijn.

Nadat de heilige geest in de vorm van ‘tongen als van vuur’ (zie Hand. 2:1-4) over de hoofden van de apostelen gekomen was, waren zij veranderd en spraken met ‘andere tongen’. Evenzo spreken ook alle andere wezens min of meer met andere tongen, wanneer ze door de heilige geest doorstroomd worden. Met andere tongen spreken betekent natuurlijk niet zozeer dat ze in vreemde talen spreken, maar het betekent dat ze vanuit een andere laag van hun bewustzijn spreken. Dat is weer hetzelfde als spreken over en kennis bezitten van dingen en verschijnselen, die de betreffende wezens daarvoor beslist niet konden zien, denken of beleven. De wezens zijn dus volkomen veranderd, ja, soms in zo’n mate dat aangenomen werd dat een geheel nieuwe of andere individualiteit zich door de lichamen van de betrokken wezens manifesteerde. Maar dat is beslist niet het geval. Het eigen Zelf van het individu manifesteert zich nog steeds, maar de zintuiglijke vermogens van het individu zijn verruimd naar gebieden waarover het vroeger geen kennis bezat, en het betreft vermogens waarmee het zich vroeger niet kon manifesteren.

De verheerlijking van Jezus op de berg was een fundamentele ervaring van de heilige geest of van de grote geboorte
Zoals eerder vermeld, treedt de ervaring van de heilige geest niet in even sterke mate bij alle wezens op, maar wordt deze tot ontplooiing gebracht in verhouding tot de ontwikkelingstrede van het wezen. In Livets Bog maak ik onderscheid tussen de algehele ervaring, die ik in dit boek ‘de grote geboorte’ noem, en de gedeeltelijke of onvolledige vormen van de ervaring van deze geest, die als embryonale stadia van deze grote geboorte beschouwd moeten worden.

Terwijl de verheerlijking van Jezus op de berg de fundamentele ervaring van de heilige geest oftewel de grote geboorte was, waren de andere eerdergenoemde gevallen uit de bijbel slechts beschrijvingen van de ervaring van de meer of minder ver gevorderde embryonale stadia van deze geboorte. 

Tot de meest elementaire of primitieve vormen van ervaring van de heilige geest behoren onder andere de ervaringen van een gewone religieus-sektarische ‘bekering’. Bijvoorbeeld, iemand woont een religieuze bijeenkomst bij, wordt gegrepen door wat hij hoort en in een extase-achtig enthousiasme wordt hij vervuld van een onweerstaanbare drang om zijn leefwijze te veranderen om in harmonie te zijn met de nieuwe bewustzijnslagen of levensvormen waarmee hij door deze bijeenkomst in aanraking gekomen is. Het individu bezit echter op de trede waarop zo’n vorm van bekering kan voorkomen, nog niet het juiste begrip en de volmaakte liefde voor alle levende wezens, maar is nog steeds een werktuig voor ‘het principe van het doden’, door nog te slachten, vlees te eten, ‘heilige woede’ en ‘rechtvaardige toorn’ te kunnen voelen. Het kan ook niet begrijpen dat alle wegen en alle ervaringen naar God leiden. Daarom blijft het in overeenkomstige mate een overtreder van de goddelijke geboden. Daarmee veroorzaakt het echter voor zichzelf lijden of een overeenkomstig onbehaaglijk lot. Maar door dit onbehaaglijke lot ontwikkelt het zich juist verder tot het ontvankelijk is voor een nog hogere vorm van bekering. Dat gaat zo door tot het niet meer kan doden, pijn doen of verminken, maar alleen maar liefde kan vertegenwoordigen. Dan zal het overschaduwd worden door de heilige geest of de grote geboorte in fundamentele vorm. Dan ziet het door persoonlijke ervaring de grote analyses van het leven of de eigenlijke waarheid van het bestaan: ‘alles is zeer goed’, en ziet zijn eigen ware identiteit als onsterfelijke godenzoon.

Pas na deze fundamentele ervaring van de heilige geest of Gods eigen bewustzijn kan van het individu gezegd worden dat het ‘de ware of volmaakte mens’ is. Dat wil weer zeggen dat het na eerst een embryo geweest te zijn nu ‘een pasgeboren kindje’ geworden is in het werkelijke bestaan oftewel absoluut bewust is in de goddelijke beleving van het leven.

Gods geest heeft altijd over de wateren gezweefd en zal dat voor eeuwig en altijd doen
Dit verheven onderwerp zal diepgaander in de komende delen van Livets Bog bestudeerd kunnen worden. Daarom kan ik in dit artikel geen nadere details geven. Ik heb evenwel de drang gevoeld om mijn lezers als een kleine pinkstergroet deze schets van het genoemde belangrijke onderwerp te sturen, omdat dit onderwerp vooral met pinksteren verbonden is. In het christendom wordt het pinksterfeest immers gevierd ter nagedachtenis van het uitstorten van de heilige geest over de apostelen. Pinksteren is dus het feest van de heilige geest.

In de nu beginnende nieuwe wereldbeschaving zal het pinksterfeest een nog groter feest worden ter ere van de goddelijke geest, omdat de mensen in toenemende mate de ogen zullen openen voor het feit dat al het leven, alle bewustzijn en daarmee alle wijsheid en liefde een uitstraling zijn van de bovennatuurlijke elektrische scheppende kracht, die in de vorm van Gods geest net zo goed in onze tijd als vroeger en voor eeuwig en altijd ‘over de wateren zal zweven’ (zie Gen. 1:2). En als we in het bos, dat op dit moment fris en groen is, en in tuinen, weiden en velden, die al het levende – en niet in het minst de blije, de vrije natuur in trekkende jonge mensen – met stralende zonneschijn en bloemenpracht omkransen, de lichtende geest van God voelen, dan beleven we pinksteren in harmonie met de eeuwige voorzienigheid, en dan voelen we de nabijheid van de heilige geest in ons eigen innerlijk als een vonk van zaligheid. 


Geschreven als artikel voor Kosmos 1933, nr. 3 met als titel: “Den hellige ånd’. In 2002 verschenen in Artikelsamling I (Verzamelde artikelen I), nr.5.
 

 

<//strong></><//>De natuur viert het pinksterfeest. Het leven ontluikt overal. De lange dagen met licht en warmte, met kleuren en geuren, met de lofzangen van duizenden keeltjes omhoog naar de hemel, met vakantie, uitstapjes, boswandelingen, feest en vreugde zijn weer in onze noordelijke breedtegraden aangekomen. Ze hebben de kou en de duisternis die we winter noemen, uit onze zone verdreven en ons daarmee de zomer weer teruggegeven. Dit geschenk of dit terugkerende leven is de culminatie van Gods geest in materiële of fysieke vorm. Want waar Gods geest culmineert, daar ontstaat altijd leven of zomer, terwijl de winter daar verschijnt waar deze geest in zijn latente vorm voorkomt. Dit is geen symbolische vergelijking maar een regelrechte en absolute werkelijkheid. Gods geest is namelijk geen persoon, niet iets bovennatuurlijks, onbegrijpelijks of onwerkelijks, maar een realistisch feit in de vorm van een wonderbaarlijke kracht, die als ‘bewustzijn’ alle levende wezens het bestaan laat voelen en hen daarmee identiek met het leven maakt.